50. souligne toutefois qu'il est nécessaire que la Commission joue un rôle moteur suffisant pour maximaliser son impact international et consolider les outils destinés à encadrer à l'avenir les conditions de la diplomatie de l'Union en matière de changement climatique et d'environnement; rappelle en particulier qu'il convient de respecter les orientations liées au changement climatique dans le cadre de l'ICD adopté en décembre 2013, qui prévoient que ce dernier devrait contribuer à l'objectif de consacrer 20 % au moins du budget de l'Union au développement d'une société à faibles émissions de CO2 et résiliente au changement climatique, et que 25 % au moins des fonds alloués au programme concernant les biens publics mondiaux et les défis qu
...[+++]i les accompagnent devraient être affectés aux aspects relatifs au changement climatique et à l'environnement (considérant 20); signale que l'annexe IV de l'ICD prévoit également que, dans le cadre du programme concernant les biens publics mondiaux et les défis qui les accompagnent, 27 % des fonds sont attribués à la protection de l'environnement et à la lutte contre le changement climatique et qu'au moins 50 % des fonds du programme seront consacrés à la réalisation d'objectifs liés à ces deux aspects; 50. wijst er evenwel op dat de Commissie voldoende leiderschap moet tonen om haar internationale impact zo groot mogelijk te maken en om de instrumenten te consolideren die nodig zijn voor de totstandbrenging van de omstandigheden voor de diplomatieke activiteiten van de Unie op het gebied van klimaat/milieu in de komende jaren; is van mening dat zij met name moet zorgen voor de invoering in het kader van het DCI van de ijkpunten op het gebied van klimaat die in december 2013 zijn vastgesteld, waarbij werd verklaard dat hiermee moet worden bijgedragen tot de algemene doelstelling om minimum 20% van de begroting van de Unie te gebruiken voor een koolstofarme en klimaatbestendige maatschappij, en dat minimum 25% van de middelen van het thema
...[+++]tisch programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen moet worden gebruikt voor uitgaven op het gebied van klimaatverandering en milieu (overweging 20 van het DCI); wijst erop dat in bijlage IV van het DCI ook wordt gespecificeerd dat in het kader van het thematisch programma voor mondiale collectieve goederen en uitdagingen 27% van de middelen wordt toegewezen aan milieu en klimaatverandering en dat minimum 50% van het programma zal dienen voor actie in verband met het klimaat en voor doelstellingen in verband met het milieu;