Il s'ensuit que l'immunité absolue prévue à l'article 8 peut, de façon générale, s'appliquer également aux opinions qui peuvent être considérées comme excessives, déplaisantes ou offensantes, dans la mesure où elles ont un lien direct et évident avec l'exercice des fonctions parlementaires.
Hieruit volgt dat absolute immuniteit op grond van artikel 8 in het algemeen ook geldt voor meningsuitingen die als overdreven, ergerlijk of beledigend kunnen worden beschouwd, mits het verband tussen de meningsuiting en het parlementaire ambt rechtstreeks en voor de hand liggend is.