3. L'article 61, § 7, alinéa 4, de la loi relative à l'assurance obligatoire soins de santé et indemnités, coordonnée le 14 juillet 1994 - interprété en ce sens que le juge n'aurait en la matière aucun pouvoir modérateur -, lu en combinaison avec l'article 1153 du Code civil, viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution ?
3. Schendt artikel 61, § 7, vierde lid, van de gecoördineerde wet van 14 juli 1994 betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen - aldus gelezen dat de rechter terzake geen matigingsbevoegdheid zou hebben - in samenlezing met artikel 1153 B.W. de artikelen 10 en 11 van de Grondwet ?