Selon l'exposé des motifs (Doc. parl., Chambre, 1997-1998, n 1341/1 et n 1342/1, p. 1), le législateur entendait, en adoptant les lois des 15 et 23 mars 1999, mettre fin aux critiques stigmatisant la manière dont le contentieux fiscal était tranché, et en particulier celle qui soutenait que cette procédure ne répondait pas aux exigences d'un Etat de droit moderne en matière de garanties d'indépendance et d'impartialité du juge administratif.
Luidens de memorie van toelichting (Parl. St., Kamer, 1997-1998, nrs. 1341/1 en 1342/1, p. 1) wilde de wetgever met de aanneming van de wetten van 15 en 23 maart 1999 een einde maken aan de kritiek op de wijze van beslechting van de fiscale geschillen, meer bepaald de kritiek volgens welke die procedure niet beantwoordde aan de vereisten van een moderne rechtsstaat inzake de waarborgen van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de administratieve rechter.