En tant que le moyen se fonde sur ce que le législateur décrétal aurait eu l'intention de ne pas faire de distinction dans la représentation des auteurs et des artistes-interprètes et sur ce que cette intention serait prouvée par l'exécution qui a été donnée à la disposition en cause par le Gouvernement de la Communauté française (lequel, selon le requérant, a désigné, sur la base du 3° précité, deux personnes relevant de sociétés d'auteurs), il ne peut être admis.
In zoverre het middel stoelt op het feit dat de decreetgever de bedoeling zou hebben gehad geen onderscheid te maken in de vertegenwoordiging van de auteurs en van de uitvoerende kunstenaars en op het feit dat die bedoeling zou worden bewezen door de uitvoering die aan de in het geding zijnde bepaling is gegeven door de Franse Gemeenschapsregering (die, volgens de verzoeker, op basis van het voormelde 3°, twee personen heeft aangewezen die tot auteursvennootschappen behoren), kan het niet worden aanvaard.