Lorsque le juge de la jeunesse est saisi d'un fait qualifié infraction commis par une personne visée à l'article 3, § 1 , après l'âge de dix-sept ans, il peut, même si celui-ci est devenu majeur dans l'intervalle, décider que les mesures visées à l'article 31, § 1 , pourront être maintenues au plus tard jusqu'à ce que l'intéressé ait atteint l'âge de vingt ans.
De jeugdrechter, gevat van een als misdrijf omschreven feit gepleegd door een persoon bedoeld in artikel 3, § 1, na de leeftijd van zeventien jaar, kan, zelfs wanneer deze persoon inmiddels meerderjarig is geworden, bepalen dat de maatregelen van artikel 31, § 1, kunnen aangehouden blijven uiterlijk tot de dag waarop de betrokkene de leeftijd van twintig jaar heeft bereikt.