Comme l'a observé la section de législation du Conseil d'Etat dans son avis relatif à la disposition attaquée (Doc. parl., Chambre, 2010-2011, DOC 53-0771/001, pp. 291-292), le législateur n'aurait pas rencontré les griefs formulés par la Cour dans l'arrêt n° 193/2009 si, à défaut d'un document d'identité, il avait continué à exiger, comme dans l'article 9bis de la loi relative a
ux étrangers, que l'intéressé démontre valablement, pour que sa demande soit recevable, qu'il se trouvait dans l'impossibilité d'obtenir ce document, dès lors qu'il peut désormais également fournir la preuve de son identité à l'aide d'autres
...[+++]documents.Zoals de afdeling wetgeving van de Raad van State heeft opgemerkt in haar advies bij de bestreden bepaling (Parl. St., Kamer, 2010-2011, DOC 53-0771/001, pp. 291-292), zou de wetgever niet zijn tegemoetgekomen aan de bezwaren die het Hof had geformuleerd in het arrest nr. 193/2009, indien hij bij gebreke van een identiteitsdocument, had blijven vereisen, zoals in artikel 9bis van de Vreemdel
ingenwet, dat de betrokkene, opdat zijn aanvraag ontvankelijk zou zijn, op geldige wijze aantoont dat hij in de onmogelijkheid verkeerde om dergelijk document te verkrijgen, nu hij voortaan het bewijs van zijn identiteit ook met andere documenten kan
...[+++]leveren.