2
. Toute institution débitrice de prestations d'invalidité en vertu de la législation d'un État membre continue à servir au bénéficiaire de prestations d'invalidité admis à faire valoir des droits à des prestations de vieillesse en vertu de la législation de l'un ou de plusieurs des autres États membres, conformément à l'article 50, les prestations d'invalidité auxquelles il a droit en vertu de la législation qu'elle applique, jusqu'au moment où le paragraphe 1 devient applicable à l'égard de cette institution ou, à défaut, au
ssi longtemps que l'intéressé remplit ...[+++] les conditions nécessaires pour en bénéficier.
2. Indien een persoon die invaliditeitsuitkeringen ontvangt op grond van artikel 50 aanspraak kan maken op ouderdomsuitkeringen krachtens de wetgeving van een of meer andere lidstaten, blijft elk orgaan dat invaliditeitsuitkeringen verschuldigd is krachtens de wetgeving van de lidstaat, aan die persoon de invaliditeitsuitkeringen verstrekken waarop de betrokkene krachtens de door het betrokken orgaan toegepaste wetgeving recht heeft en wel tot het tijdstip waarop lid 1 door dit orgaan kan worden toegepast of, anders, zolang de betrokkene voldoet aan de voorwaarden voor het ontvangen van die uitkeringen.