Art. 9. Tout groupe d'écoles d'une part et le niveau central d'autre part procèdent avec bonne foi et prudence, à la fin de chaque semestre, aux opérations de relevé, de vérification, d'examen et d'évaluation nécessaires pour établir un inventaire des avoirs, créances, dettes et obligations de toute nature relatifs aux activités, ainsi qu'aux moyens propres.
Art. 9. Op het einde van elk semester verricht elke SGR enerzijds en het centrale niveau anderzijds omzichtig en te goeder trouw, de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen om de inventarisatie op te maken van alle bezittingen, vorderingen, schulden en verplichtingen van welke aard ook, die betrekking hebben op de activiteiten, alsook van het eigen vermogen.