Zodat de wet van 12 december 1997, die niet geldig kan steunen op e
en wetsbepaling die voorziet in de aanneming ervan binnen een bepaalde termijn vanaf een wettelijke machtiging, waarvan het onderwerp en het gevolg erin bestaan, in fe
ite en in rechte, a posteriori en op retroactieve wijze de onwettigheid van het erin beoogde koninklijk besluit te dekken, tot stand komt op een ogenblik waarop dat koninklijk besluit regelmatig wordt aangevochten voor de Raad van State met het oog op de vernietiging ervan, hoe dan ook een optreden van de
...[+++] wetgever vormt dat de Raad van State een bevoegdheid ontneemt die hij krachtens de Grondwet bezit, een schending van het beginsel van de scheiding der machten, een aantasting van het beginsel van de niet-retroactiviteit, een in het geding brengen van het beginsel van de rechtszekerheid, een verbreking van de wapengelijkheid door de Staat in een geschil waar hij tegenpartij is en een schending van artikel 6 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden,