Dans la mesure où la définition du terme « véhicule » donnée par la disposition attaquée serait une simple transposition de celle figurant dans la directive 1999/62/CE, la partie requérante demande enfin que la Cour pose une question préjudicielle à la Cour de justice sur la compatibilité de la disposition concernée de la directive avec le principe d'égalité du droit de l'Union.
In zoverre het begrip « voertuig » in de bestreden bepaling een loutere omzetting zou zijn van hetzelfde begrip in de richtlijn 1999/62/EG, vraagt de verzoekende partij ten slotte dat het Hof een prejudiciële vraag zou stellen aan het Hof van Justitie over de verenigbaarheid van de betrokken richtlijnbepaling met het unierechtelijke gelijkheidsbeginsel.