2. Lors d'une des auditions organisées par le groupe de travail, il a été précisé qu'en néerlandais, on ne connaissait pas seulement la dénomination « instellingen van openbaar nut » (établissements d'utilité publique) telle qu'elle existe dans la loi du 27 juin 1921, mais également la dénomination « instellingen van openbaar nut » au sens de la loi du 16 mars 1954, qui connaît quatre différentes catégories (A-B-C-D) d'« institutions parastatales » (dénomination regroupant toute une série de régies, d'institutions sociales, de sociétés nationales et d'institutions financières).
2. Tijdens een van de door de werkgroep gehouden hoorzittingen werd erop gewezen dat naast de « instellingen van openbaar nut », bedoeld in de wet van 27 juni 1921, er ook sprake is van « instellingen van openbaar nut » volgens hun onderscheiden categorieën (A-B-C-D), in de wet van 16 maart 1954, gemeenzaam bekend onder de naam « parastatalen » (als verzamelnaam voor allerlei regies, nationale maatschappijen, sociaalrechtelijke instellingen en openbare financiële instellingen).