G. considérant qu'au sein de l'Union européenne à 27, la population en âge de travailler (20-64 ans) a augmenté de 1,8 %, la population âgée (de plus de 65 ans) s'est accrue de 3,7 % et la proportion des jeunes (0-19 ans) a diminué de 5,4 % entre 1990 et 2010, et que, d'après les estimations, la proportion de la population âgée de plus de 65 ans devrait passer de 17,4 % en 2010 à 30 % en 2060 ,
G. overwegende dat tussen 1990 en 2010 de beroepsbevolking (20-64 jaar) in de EU-27 met 1,8% is gestegen, de oudere bevolking (65+) met 3,7% is toegenomen en het aandeel jongeren (0-19 jaar) met 5,4% is verminderd; overwegende dat het aandeel van de beroepsbevolking dat ouder is dan 65 jaar, naar verwachting zal stijgen van 17,4% in 2010 tot 30% in 2060 ,