Le paragraphe 2 prévoit à cet égard que les nationaux d'un État contractant envoyés par cet État dans l'autre État contractant ou dans un État tiers comme membres d'une mission diplomatique ou d'un poste consulaire sont considérés, pour l'application de la Convention, comme des résidents du premier État contractant s'ils y sont soumis, en matière d'impôts sur le revenu et sur la fortune, aux mêmes obligations que les résidents de cet État.
Paragraaf 2 bepaalt in dit verband dat onderdanen van een verdragsluitende Staat die door die Staat naar de andere verdragsluitende Staat of een derde Staat als leden van een diplomatieke zending of consulaire post zijn uitgezonden, voor de toepassing van het verdrag geacht worden inwoners te zijn van eerstgenoemde verdragsluitende Staat indien zij aldaar, voor wat de belastingheffing over het inkomen en het vermogen betreft, aan dezelfde verplichtingen zijn onderworpen als inwoners van die Staat.