Dans son avis nº 53.935/AG du 27 août 2013, le Conseil d'État s'interroge à propos de « la constitutionnalité de la proposition au regard des articles 37 et 107, alinéa 2, de la Constitution et de la compétence qui revient au Roi de fixer le statut des agents de l'administration générale dans la mesure où, parmi les mandataires publics énumérés à l'article 3 de la proposition, il en est certains qui indubitablement sont des agents de l'administration générale».
In zijn advies nr. 53.935/AV van 27 augustus 2013 stelt de Raad van State zich de vraag over « de grondwettigheid van het voorstel in het licht van de artikelen 37 en 107, tweede lid, van de Grondwet en inzake de bevoegdheid van de Koning om het statuut van de ambtenaren bij het algemeen bestuur te regelen, in zoverre bepaalde openbare mandatarissen waarvan in artikel 3 van het voorstel een opsomming wordt gegeven, ontegensprekelijk ambtenaren bij het algemeen bestuur zijn».