Art. 129. L'agent de la carrière de Chancellerie porteur d'un ou de plusieurs brevets visés à l'article 49, § 1bis, alinéa 1, de l'arrêté royal du 25 avril 1956 fixant le statut des agents du Ministère des Affaires étrangères et du Commerce extérieur, doit satisfaire aux conditions visées à l'article 111, § 1 pour pouvoir participer aux épreuves visées à l'article 111, §§ 4 à 6.
Art. 129. De ambtenaar van de Kanselarijcarrière die houder is van één of meerdere brevetten bedoeld in artikel 49, § 1bis, eerste lid van het koninklijk besluit van 25 april 1956 tot vaststelling van het statuut der personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken en Buitenlandse Handel, moet voldoen aan de voorwaarden bedoeld in artikel 111, § 1 om te kunnen deelnemen aan de proeven bedoeld in artikel 111, §§ 4 tot en met 6.