21. reconnaît que de plus en plus de femmes exercent un travail rémunéré (bien que 18 % d'entre elles gagnent moins que les hommes) alors qu'en parallèle elles font encore relativement souvent office de soignants (78 % de tous les soignants sont des femmes) et que ceci représente un déf
i pour atteindre un équilibre satisfaisant entre la vie professionnelle et la vie privée; estime qu'en général, les possibilités de travail flexibles sont importantes pour aider à combiner le travail et les soins à apporter; s'inquiète de l'incidence négative que ces réductions ont sur l'emploi des femmes, l'équilibre entre la vie professionnelle et la v
...[+++]ie privée, l'égalité hommes-femmes et le vieillissement en bonne santé;
21. onderkent dat steeds meer vrouwen betaald werk doen (maar 18% minder verdienen dan mannen), en tegelijkertijd nog relatief vaak een zorgtaak hebben (78% van alle mantelzorgers zijn vrouwen), wat een spanningsveld oplevert voor een bevredigend evenwicht tussen werk en privéleven; is van mening dat flexibele werkregelingen in het algemeen belangrijk zijn om mensen te helpen werk en zorg te combineren; is bezorgd over het negatieve effect van beperkingen in de dienstverlening of de stijgende kosten hiervan op de werkgelegenheid van vrouwen, het evenwicht tussen werk en privéleven, gendergelijkheid en gezond ouder worden;