Art. 3. L'octroi de respectivement un jour et deux jours de congé d'ancienneté se fait dans l'année calendrier au cours de laquelle l'ouvrier comptera respectivement 15 ans et 30 ans d'ancienneté dans l'entreprise.
Art. 3. De één dag, respectievelijk twee dagen anciënniteitsverlof worden toegekend in het kalenderjaar waarin de arbeider 15 jaar, respectievelijk 30 jaar anciënniteit in de onderneming bereikt.