En cas de réponse affirmative à la première question, est-il pertinent, dans le cadre de l’application de l’article 2, paragraphe 1, sous c), de l’article 24, paragraphe 1, et de l’article 43 de la directive TVA, et de la constatation d’une pratique abusive, que cette personne physique ait ou puisse avoir une influence informelle sur la manière dont la société preneuse de licence exploite la licence ainsi transmise, ainsi que sur ses décisions commerciales?
Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord: is het voor de toepassing van de artikelen 2, lid 1, sub c, 24, lid 1, en 43 van de btw-richtlijn en bij de beoordeling of er sprake is van een misbruikpraktijk relevant dat die natuurlijke persoon informeel invloed uitoefent of kan uitoefenen op de exploitatie en de beslissingen van de licentieverkrijgende handelsonderneming?