7. Lorsqu'ils concluent des accords bilatéraux avec des pays tiers tels que visés à l'article 2, paragraphe 2, les États membres peuvent prévoir des dispositions relatives au rôle et aux compétences de l'Agence, en particulier en ce qui concerne l'exercice de compétences d'exécution par des membres des équipes déployées par l'Agence durant les opérations conjointes ou les projets pilotes visés à l'article 3.
7. Bij het sluiten van bilaterale overeenkomsten met derde landen zoals bedoeld in artikel 2, lid 2, kunnen de lidstaten zo nodig bepalingen opnemen over de rol en de bevoegdheden van het agentschap, in het bijzonder wat betreft de uitoefening van uitvoerende bevoegdheden door leden van de teams die het agentschap inzet gedurende de in artikel 3 bedoelde gezamenlijke operaties of proefprojecten.