Pour qu'une sanction emportant fin du service de l'agent public cesse d'entraîner de plein droit la privation de certains droits relatifs à la pension de retraite, il est proposé de supprimer les alinéas 2 et 3 de l'article 50 de la loi générale du 21 juillet 1844 sur les pensions civiles et ecclésiastiques ainsi que l'alinéa 2, 1º, de l'article 46 de la loi du 15 mai 1984 portant mesures d'harmonisation dans les régimes de pensions.
Opdat een sanctie die de beëindiging van de dienstuitoefening van een personeelslid van de openbare diensten inhoudt, niet langer van rechtswege het verlies van bepaalde rechten op het rustpensioen met zich zou meebrengen, wordt voorgesteld het tweede en derde lid van artikel 50 van de algemene wet van 21 juli 1844 op de burgerlijke en kerkelijke pensioenen te schrappen, alsook het tweede lid, 1º, van artikel 46 van de wet van 15 mei 1984 houdende maatregelen tot harmonisering in de pensioenregelingen