Par son arrêt n° 83/2015 du 11 juin 2015, la Cour a annulé l'article 7 de la loi du 14 janvier 2013 portant des dispositions fiscales et autres en matière de justice, tel qu'il a été modifié par l'article 3 de la loi du 25 avril 2014 portant des dispositions diverses en matière de Justice, « mais
uniquement dans la mesure où il a pour effet de suspendre la prescription de l'action publique lorsque, dans le cadre du règlement de la p
rocédure, le juge d'instruction ou la chambre des mises en accusation décident que des actes d'instructi
...[+++]on doivent être accomplis, lorsque la chambre du conseil, dans le cadre du règlement de la procédure, ne peut régler la procédure à la suite d'une requête introduite par la partie civile conformément aux articles 61quinquies et 127, § 3, du Code d'instruction criminelle et lorsque la juridiction de jugement sursoit à l'instruction de l'affaire en vue d'accomplir des actes d'instruction complémentaires ».Bij zijn arrest nr. 83/2015 van 11 juni 2015 heeft het Hof artikel 7 van de wet van 14 januari 2013 houdende fiscale en andere bepalingen betreffende justitie, zoals gewijzigd bij artikel 3 van de wet van 25 april 2014 houdende diverse bepalingen betreffende Justitie, vernietigd, « maar enkel in die
mate dat het tot gevolg heeft de verjaring van de strafvordering te schorsen wanneer, in het kader van de regeling van de rechtspleging, de onderzoeksrechter of de kamer van inbeschuldigingstelling beslissen dat bijkomende onderzoekshandelingen moeten worden verricht, wanneer de raadkamer, in het kader van de regeling van de rechtspleging, de
...[+++] rechtspleging niet kan regelen ingevolge een door de burgerlijke partij overeenkomstig de artikelen 61quinquies en 127, § 3, van het Wetboek van strafvordering ingediend verzoek en wanneer het vonnisgerecht de behandeling van de zaak uitstelt met het oog op het verrichten van bijkomende onderzoekshandelingen ».