Il ressort de la motivation des arrêts de renvoi et du libellé des questions préjudicielles que la Cour est invitée à statuer sur la compatibilité de l'habilitation au Roi faite par l'article 8, § 1 , alinéa 1 , de la loi du 30 avril 1999, avec l'article 191 de la Constitution, lu en combinaison avec l'article 23, alinéa 3, 1°, de la Constitution, en ce que cette dernière disposition reconnaît le droit de chacun au travail et au libre choix d'une activité professionnelle.
Uit de motivering van de verwijzingsarresten en uit de bewoordingen van de prejudiciële vragen blijkt dat het Hof wordt verzocht zich uit te spreken over de bestaanbaarheid van de bij artikel 8, § 1, eerste lid, van de wet van 30 april 1999 aan de Koning verleende machtiging met artikel 191 van de Grondwet, in samenhang gelezen met artikel 23, derde lid, 1°, van de Grondwet, in zoverre die laatste bepaling het recht van eenieder op arbeid en op de vrije keuze van beroepsarbeid erkent.