Ainsi, selon un arrêt du 5 avril 1996, « la corruption suppose un pacte illicite, arrêté et certain, entre deux parties, la première offrant ou promettant à l'autre un avantage, la seconde, fonctionnaire ou officier public agréant les offres ou acceptant les avantages pour accomplir un acte de sa fonction; que l'initiative vienne du corrompu lui-même n'y déroge pas».
Zo stelt onder meer een arrest van 5 april 1996 het volgende : « Omkoping onderstelt een ongeoorloofde, vastgelegde en vaste overeenkomst tussen twee partijen, waarbij de eerste aan de andere een voordeel aanbiedt of belooft, en de tweede, ambtenaar of openbaar officier, het aanbod of de voordelen aanneemt om een handeling van zijn ambt te verrichten; dat het feit dat het initiatief van de omgekochte uitgaat daaraan niets afdoet».