La Cour estime donc que la situation juridique au sein des États membres de l’Union n’a pas évolué au cours des années qui se sont écoulées depuis le prononcé de l’arrêt AM S Europe/Commission, précité, dans une mesure justifiant d’envisager un développement de la jurisprudence dans le sens d’une reconnaissance, aux avocats internes, du bénéfice de la protection de la confidentialité.
Het Hof is bijgevolg van oordeel dat de situatie rechtens in de lidstaten zich in de jaren die sinds het wijzen van het reeds aangehaalde arrest AM S Europe/Commissie zijn verstreken, niet zodanig heeft ontwikkeld dat dit zou rechtvaardigen de rechtspraak in de zin van een erkenning van het voordeel van het beginsel van de vertrouwelijkheid voor interne advocaten te laten evolueren.