Le juge a quo demande à la Cour si l'article 4 précité viole les articles 10 et 11 de la Constitution, lus ou non en combinaison avec l'article 6 de la Convention européenne des droits de l'homme, en ce que, d'une part, se
ul le défendeur est autorisé à solliciter un changement de la langue de la procédure (première branche) et en ce que, d'autre part, un tra
vailleur auquel son employeur doit s'adresser en français, en vertu de l'article 52, § 1, des lois coordonnées du 18 juillet 1966 sur l'emploi des langues en matière administrative
...[+++], a l'obligation d'introduire et de poursuivre son action en néerlandais si son employeur est domicilié en région de langue néerlandaise alors que tel ne serait pas le cas si ce dernier était domicilié en région de langue française ou dans la région bilingue de Bruxelles-Capitale (seconde branche).De verwijzende rechter vraagt aan het Hof of het voormelde artikel 4 de artikelen 10 en 11 van de Grondwet schendt, al dan niet in samenhang gelezen met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens, in zoverre, enerzijds, enkel de verweerder is gemachtigd om een verandering van de taal van de rechtspleging te vragen (eerste onderdeel) en in zoverre, anderzijds, een werknemer tot wie zijn werkgever zich krachtens artikel 52, § 1, van de gecoördineerde wetten van 18 juli 1966 op het gebruik van de talen in bestuurszaken in het Frans moet richten, verplicht is om zijn vordering in het Nederlands in te stellen en voort te zetten indien zi
jn werkgever in het Nederlandse ...[+++] taalgebied woont, terwijl dat niet het geval zou zijn indien deze laatste in het Franse taalgebied of in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad zou wonen (tweede onderdeel).