Pour le surplus, le fait que la loi du 12 mars 1998 a porté à quinze jours le délai dans lequel doit être interjeté l'appel contre les ordonnances de la chambre du conseil mentionnées à l'article 135 du Code d'instruction criminelle n'oblige pas le législateur, sous peine de violation des articles 10 et 11 de la Constitution, à établir un délai uniforme pour l'appel de toutes les ordonnances de la chambre du conseil.
Voor het overige verplicht het feit dat de wet van 12 maart 1998 de termijn waarbinnen hoger beroep moet worden ingesteld tegen de beschikkingen van de raadkamer vermeld in artikel 135 van het Wetboek van strafvordering op vijftien dagen heeft gebracht, de wetgever niet, op straffe van schending van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, een eenvormige termijn vast te stellen voor alle beschikkingen van de raadkamer waartegen hoger beroep wordt ingesteld.