Ainsi, le Conseil d'État a également estimé qu'une demande visant à poser une question préjudicielle formulée par l'une des parties n'entraîne l'obligation de poser cette question que s'il s'avère que cette partie a intérêt à sa demande ou, en d'autres termes, si la réponse à cette question peut s'avérer utile pour la solution du litige (40).
Zo ook heeft de Raad van State geoordeeld dat de verplichting om een prejudiciële vraag te stellen slechts geactiveerd wordt door een verzoek in die zin van een van de partijen, als blijkt dat die partij belang heeft bij haar verzoek, of m.a.w. dat het antwoord op die vraag nuttig kan zijn voor de oplossing van het geschil (40).