Une autorité compétente ne peut accepter une garantie du type visé à l'article 7, paragraphe 2, points a), d) et e), que si la partie qui offre cette garantie s'engage par écrit soit à fournir une garantie complémentaire, soit à remplacer la garantie originale, si la valeur réalisable du bien, des titres ou des obligations a été, pendant une période de trois mois, inférieure à 105 % de la valeur de la garantie requise.
Een bevoegde autoriteit mag een zekerheid als bedoeld in artikel 7, lid 2, onder a), d) en e), alleen aanvaarden wanneer de partij die deze zekerheid aanbiedt zich er schriftelijk toe verbindt hetzij te zorgen voor een aanvullende zekerheid, hetzij de oorspronkelijke zekerheid te vervangen, wanneer de realiseerbare waarde van het goed, de obligaties of de pandbrieven in kwestie gedurende een periode van ten minste drie maanden beneden 105 % van de vereiste zekerheid ligt.