2. L'article 337, § 1, du Code civil, en tant qu'il dispose
que les enfants qui intentent (ou au nom desquels il est intenté) une action en réclamation d'une pension d'entret
ien à l'encontre de leur géniteur conformément à l'article 336 du Code civil, doivent in
tenter cette action dans un bref délai de forclusion de trois ans suivant soit la naissance, soit la cessation des secours volontaires, viole-t-il les articles 10 et 11 de l
...[+++]a Constitution en tant qu'il est ainsi établi une différence de traitement entre les enfants sans père juridique qui intentent une action en réclamation d'une pension d'entretien à l'encontre de leur géniteur conformément à l'article 336 du Code civil et les enfants sans père juridique qui procèdent à une recherche de paternité conformément à l'article 322 du Code civil - action qui, en cas de succès, entraîne également une obligation d'entretien à charge du défendeur - et qui, conformément à l'article 331ter du Code civil, peuvent intenter leur action pendant trente ans à compter du jour où ils sont privés de l'état qu'ils réclament, c'est-à-dire pendant trente ans à partir de la naissance s'ils n'ont pas la possession d'état ?2. Schendt artikel 337, § 1, van het Burgerlijk Wetboek, in de mate dat het bepaalt dat kinderen die (of namens wie) een onderhoudsvordering instellen (wordt ingesteld) tegen hun verwekker overeenkomstig artikel 336 van het Burgerlijk Wetboek, die vordering moeten
instellen binnen een korte vervaltermijn van drie jaar vanaf hun geboorte respectievelijk vanaf het staken van de vrijwillig verleende hulp, de artikelen 10 en 11 van de Grondwet in zoverre aldus een verschil in behandeling wordt ingesteld tussen de kinderen zonder juridische vader die een onderhoudsvordering instellen tegen hun verwekker overeenkomstig artikel 336 van het Burg
...[+++]erlijk Wetboek, en de kinderen zonder juridische vader die een onderzoek naar het vaderschap instellen overeenkomstig artikel 322 van het Burgerlijk Wetboek - vordering die ingeval van succes eveneens een onderhoudsverplichting ten laste van de verwerende man meebrengt - en die overeenkomstig artikel 331ter van het Burgerlijk Wetboek hun vordering kunnen instellen gedurende 30 jaar vanaf de dag waarop hun de staat die zij inroepen is ontzegd, dat wil zeggen gedurende 30 jaar vanaf de geboorte ingeval zij geen bezit van staat genieten ?