Ainsi, toute personne, entendue en quelque qualité que ce soit, doit être notamment informée au début de l'audition de ce que ses déclarations peuvent être utilisées comme preuve en justice et de ce qu'elle ne peut être contrainte de s'accuser elle-même (article 47bis, § 1, du Code d'instruction criminelle).
Iedere persoon, ongeacht in welke hoedanigheid hij wordt verhoord, moet aldus bij het begin van het verhoor met name erover worden ingelicht dat zijn verklaringen kunnen worden gebruikt als bewijs in rechte en dat hij niet ertoe kan worden verplicht zichzelf te beschuldigen (artikel 47bis, § 1, van het Wetboek van strafvordering).