(7) L'adoption d'une approche commune pour déterminer si une œuvre est orpheline et quels en sont les usages autorisés est nécessaire, en particulier, pour garantir la sécurité juridique dans le marché intérieur quant à l'utilisation de telles œuvres par les bibliothèques, musées, archives, établissements d'enseignement, institutions dépositaires du patrimoine cinématographique, organismes de radiodiffusion et autres organisations culturelles des États membres, ainsi que par les collections privées.
(7) Een gemeenschappelijke benadering om de status van verweesd werk en de toegestane gebruikswijzen van verweesde werken te bepalen, is met name nodig om rechtszekerheid op de interne markt te garanderen met betrekking tot het gebruik van verweesde werken door bibliotheken, musea, registers, archieven, onderwijsinstellingen, instituten voor cinematografisch erfgoed, omroeporganisaties en andere culturele organisaties in de lidstaten, alsook particuliere verzamelingen.