Moerman, E. Derycke et R. Leysen, assistée du greffier F. Meersschaut, présidée par le prés
ident J. Spreutels, après en avoir délibéré, rend l'arrêt suivant : I. Objet de la question préjudicielle et procédure Par jugement du 7 octobre 2014 en cause de la SA « Allianz Benel
ux » contre la SA « Etablissements A. Alvin et Co », dont l'expédition est parvenue au greffe de la Cour le 8 décembre 2014, le Tribunal de commerce francophone de Bruxelles a posé la question préjudicielle suivante : « Existe-t-il une discrimination injustifiée au
...[+++] regard des articles 10 et 11 de la Constitution entre une compagnie d'assurance et toute autre société commerciale dans l'hypothèse où le taux d'intérêt calculé en application de la loi du 2 août 2002 concernant la lutte contre le retard de paiement dans les transactions commerciales ne s'appliquerait pas aux indemnisations payées par les compagnies d'assurance alors que ces dernières sont également des commerçantes et que l'indemnisation du sinistre doit être considérée comme la contrepartie de l'obligation de paiement des primes par l'assuré ?Moerman, E. Derycke en R. Leysen, bijgestaan door de griffier F. Meersschaut, onder voorzitterschap van voorzitter J. Spreutels, wijst na beraad het volgende arrest : I. Onderwerp van de prejudiciële vraag en rechtspleging Bij vonnis van 7 oktober 2014 in zake de nv « Allianz Bene
lux » tegen de nv « Etablissements A. Alvin et Co », waarvan de expeditie ter griffie van het Hof is ingekomen op 8 december 2014, heeft de Franstalige Rechtbank van Koophandel te Brussel de volgende prejudiciële vraag gesteld : « Bestaat er, ten aanzien van de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, een onverantwoorde discriminatie tussen een verzekeringsmaatschap
...[+++]pij en elke andere handelsvennootschap in het geval waarin de rentevoet die met toepassing van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de bestrijding van de betalingsachterstand bij handelstransacties is berekend, niet van toepassing zou zijn op de vergoedingen betaald door de verzekeringsmaatschappijen, terwijl die laatstgenoemden eveneens handelaars zijn en de vergoeding van het schadegeval moet worden beschouwd als de tegenprestatie van de verplichting tot betaling van de premies door de verzekerde ?