Je souhaite d’abord confirmer que selon les dispositions actuelles du statut policier, plus précisément l’article XII. IV. 7 PJPol, les membres du personnel du cadre de base qui, à la date de création d’un corps de police locale, étaient désignés à un emploi au sein d’un service d’enquête et de recherche de la police locale, obtiennent, à leur demande, pour la durée de cette désignation et à condition de suivre la formation y relative, la qualité d’officier de police judiciaire, auxiliaire du procureur du Roi (ci-après « la qualité d’OPJ/APR »).
Vooreerst wens ik te bevestigen dat overeenkomstig de huidige bepalingen van het politiestatuut, meer bepaald artikel XII. IV. 7 RPPol, de personeelsleden van het basiskader die, op de datum van de oprichting van een korps van de lokale politie, waren aangewezen voor een betrekking in een opsporings- en recherchedienst van de lokale politie, voor de duur van die aanwijzing, op hun vraag en mits het volgen van de daartoe bestemde opleiding, inderdaad de hoedanigheid van officier van gerechtelijke politie, hulpofficier van de procureur des Konings (hierna “OGP/HPK-hoedanigheid”) verkrijgen.