la fécondation in vitro, qui consiste à obtenir un oeuf fécondé hors du corps en associant ovule et spermatozoïde en laboratoire par la méthode de la fivète (1). L'embryon ainsi obtenu est transféré dans l'utérus ou la trompe de la femme 1 à 5 jours après la fécondation quand il a atteint le stade de 8 cellules;
de in-vitrofertilisatie (IVF), waarbij er buiten het lichaam, in het laboratorium, door het inbrengen van een spermatozoïde in een eicel een bevruchting wordt bewerkstelligd; het aldus verkregen embryo wordt 1 tot 5 dagen na de bevruchting, wanneer het 8 cellen telt, in de baarmoeder of de eileider van de vrouw ingebracht; 1