Elle a également constaté que l'adoption du décret de 1930 ne constituait pas une régularisation législative a posteriori d'ententes ou de pratiques concertées visées par l'art. 85 du Traité instituant la CEE puisque celui-ci n'existait pas à l'époque.
Tevens heeft de Commissie vastgesteld dat het decreet van 1930 niet neerkomt op een legalisering achteraf van afspraken en onderling afgestemde feitelijke gedragingen in de zin van artikel 85 van het EEG-Verdrag, aangezien van dit verdrag toen nog geen sprake was.