« L'article 62, alinéa 3, de la loi du 28 décembre 1983 [portant des dispositions fiscales et budgétaires] viole-t-il les articles 10 et 11 de la Constitution, lus isolément ou en combinaison avec l'article 1 du Premier Protocole additionnel à la Convention européenne des droits de l'homme, signée à Rome le 4 novembre 1950, dans l'interprétation selon laquelle les personnes qui reçoivent des autorités fiscales un avertissement-extrait de rôle fixant leur revenu globalement imposable à plus de trois millions de francs et qui paient de ce fait la cotisation spécial
e prévue par la loi pour interrompre l'accroissement des intérêts de retard
...[+++]sur cette cotisation contestée, comme le prévoit l'article 62, alinéa 2, de la loi du 28 décembre 1983, [et] dont le revenu globalement imposable s'élève, après clôture de la procédure de réclamation fiscale engagée, à plus de trois millions de francs, peuvent prétendre à des intérêts moratoires pour l'excédent de versement, conformément à l'article 62 de la loi du 28 décembre 1983, alors que les personnes qui reçoivent des autorités fiscales un avertissement-extrait de rôle fixant leur revenu globalement imposable à plus de trois millions de francs et qui paient de ce fait la cotisation prévue par la loi pour interrompre l'accroissement des intérêts de retard sur cette cotisation contestée, comme le prévoit l'article 62, alinéa 2, de la loi précitée, mais dont le revenu globalement imposable s'élève, après clôture de la procédure de réclamation fiscale engagée, à moins de trois millions de francs, ne peuvent prétendre à des intérêts moratoires en ce qui concerne le montant qu'elles ont payé ?« Schendt artikel 62, derde alinea, van de wet van 28 december 1983 [houdende fiscale en begrotingsbepalingen] de artikelen 10 en 11 van de Grondwet, afzonderlijk of in samenhang gelezen met artikel 1 van het eerste aanvullend protocol bij het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, ondertekend te Rome op 4 n
ovember 1950, in de interpretatie waarin de personen die van de fiscale overheid een aanslagbiljet ontvangen dat hun gezamenlijk belastbaar inkomen op meer dan 3 miljoen frank vaststelt en die als gevolg hiervan de bijzondere bijdrage be
talen waarin de wet ...[+++]voorziet om het oplopen van de nalatigheidsintresten op deze betwiste bijdrage zoals voorzien in artikel 62, alinea 2, van de wet van 28 december 1983 te stuiten, wier gezamenlijk belastbaar inkomen na afhandeling van de ingestelde fiscale bezwaarprocedure meer dan drie miljoen frank bedraagt, voor het te veel betaalde aanspraak kunnen maken op moratoriumintresten overeenkomstig artikel 62 van de wet van 28 december 1983, terwijl de personen die van de fiscale overheid een aanslagbiljet ontvangen dat hun gezamenlijk belastbaar inkomen op meer dan drie miljoen frank vaststelt en die als gevolg hiervan de bijdrage betalen waarin de wet voorziet om het oplopen van de nalatigheidsintresten zoals voorzien in artikel 62, alinea 2, van voormelde wet op deze betwiste bijdrage te stuiten, doch wiens gezamenlijk belastbaar inkomen na afhandeling van de ingestelde fiscale bezwaarprocedure minder dan drie miljoen frank bedraagt, met betrekking tot het door hen betaalde geen aanspraak kunnen maken op moratoriumintresten ?