15. estime que les formes atypiques d'emploi doivent prévoir contractuellement le droit à un parcours de formation pour les travailleurs; souligne que les formes atypiques d'emploi peuvent, si elles sont protégées de manière adéquate et si elles incluent un soutien dans le domaine de la sécurité sociale, des droits des travailleurs et du basculement vers un emploi stable et protégé, représenter une opportunité, mais qu'elles doivent aller de pair avec l'offre d'une aide aux travailleurs qui sont en situation de transition d'un emploi à un autre, ou qui passent d'un statut professionnel à un autre, avec des politiques d'emploi actives et bien déterminées; déplore lors que cet aspect soit souvent négligé;
15. stelt vast dat atypische arbeidsvormen werknemers via gericht actief werkgelegenheidsbeleid contractueel moeten voorzien van een scholingstraject en onderstreept dat atypische arbeidsvormen mits op adequate wijze beschermd en als zij steun inhouden op het gebied van sociale zekerheid, rechten van werknemers en de overgang naar een beschermde en stabiele betrekking, een kans kunnen vertegenwoordigen maar hand in hand moeten gaan met ondersteuning van werknemers die zich in een overgangsfase van de ene baan naar de andere of van het ene beroep naar het andere bevinden; betreurt dat hieraan veelal geen aandacht wordt besteed;