3. Lorsque, dans un État membre, l'accès à l'une des activités de pharmacien ou son exercice sont subordonnés, outre la possession d'un titre de formation visé à l'annexe V, point 5.6.2, à l'exigence d'une expérience professionnelle complémentaire, cet État membre reconnaît comme preuve suffisante à cet égard une attestation des autorités compétentes de l'État membre d'origine selon laquelle l'intéressé a exercé lesdites activités dans l'État membre d'origine pendant une durée égale.
3. Wanneer in een lidstaat de toegang tot of de uitoefening van een van de werkzaamheden van apotheker behalve van het bezit van een in bijlage V, punt 5.6.2, bedoelde opleidingstitel, afhankelijk worden gesteld van het bezit van aanvullende beroepservaring, erkent deze lidstaat als genoegzaam bewijs te dien einde een verklaring van de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van oorsprong waarin wordt bevestigd dat de betrokkene die werkzaamheden in de lidstaat van oorsprong gedurende een periode van gelijke duur heeft uitgeoefend.