23. croit fermement en la nécessité de promouvoir un climat de tolérance et de respect mutuel, des bonnes relations de voisinage et la coopération régionale et transfrontalière comme conditions préalables à la stabilité et comme moyen de faciliter une réconciliation authentique et durable; estime que l’engagement de poursuites contre les crimes de guerre, la coexistence pacifique de différentes communautés ethniques, culturelles et religieuses, la protection des minorités, le respect des droits de l'homme et la réintégration et le retour des personnes réfugiées e
t déplacées doivent demeurer des éléments essentiels du ...[+++]processus d’adhésion à l'UE dans les régions qui ont connu un conflit; encourage donc les pays candidats et candidats potentiels qui n’ont pas encore ratifié la convention-cadre pour la protection des minorités nationales, à le faire; estime que dans ces cas, l’enseignement et l’apprentissage réciproques de l’histoire, de la langue et du patrimoine culturel des différentes communautés pendant et après le processus d’adhésion faciliteraient la compréhension mutuelle et contribueraient à la réconciliation historique; 23. acht het van het grootste belang dat er gewerkt wordt aan een klimaat van tolerantie en wederzijds respect, goede nabuurbetrekkingen en regionale en grensoverschrijdende samenwerking, als noodzakelijke voorwaarde voor stabiliteit en als weg om een waarlijke duurzame verzoening te bereiken; is van mening dat in gebieden met een oorlogsverleden de vervolging van oorlogsmisdaden, de vreedzame co-existentie van verschillende etnische, culturele en religieuze gemeenschappen, de bescherming van minderheden en naleving van de mensenrechten, alsmede de herintegratie van
vluchtelingen en ontheemden een fundamenteel onderdeel moeten uitmaken
...[+++]van het toetredingsproces; spoort in dit verband de (potentiële) kandidaat-lidstaten die het Kaderverdrag inzake de bescherming van nationale minderheden nog moeten ratificeren, dat te doen; oppert dat in deze gevallen bevordering van onderwijs en het leren van elkaars geschiedenis, taal en cultureel erfgoed tijdens en na het toetredingsproces bevorderlijk zou zijn voor het wederzijds begrip en zou bijdragen aan een historische verzoening;