La Cour a tiré cette conclusion en se fondant sur les arguments suivants : l'article 142 de la Constitution n'établit aucune distinction quant à l'étendue du contrôle de constitutionnalité selon que la Cour est saisie par une autorité, par une personne justifiant d'un intérêt ou par une juridiction; la loi spéciale du 6 janvier 1989 sur la Cour d'arbitrage n'établit pas davantage de distinction, dans la compétence attribuée à la Cour, selon que la Cour est saisie par un recours en annulation ou par une question préjudicielle; l'article 26
de la loi spéciale précitée n'exclut nullement ...[+++] les lois, décrets ou ordonnances par lesquels un traité reçoit l'assentiment; une décision préjudicielle par laquelle la Cour constate une violation n'est pas applicable par elle-même erga omnes et ne fait pas non plus disparaître de l'ordre juridique belge la règle de droit qui en fait l'objet; le constituant, qui interdit que le législateur adopte des normes législatives internes contraires aux normes visées par l'article 142 de la Constitution, ne peut être censé autoriser le législateur à le faire indirectement par le biais de l'assentiment donné à un traité international; aucune norme du droit international ne donne aux états le pouvoir de faire des traités contraires à leur Constitution (24).
Het Hof is tot die conclusie gekomen op de volgende gronden : wat de omvang van de grondwettigheidstoetsing betreft, maakt artikel 142 van de Grondwet geen onderscheid naargelang een overheid, iemand die van een belang doet blijken of een rechtscollege zich tot het Hof wendt; ook de bijzondere wet van 6 januari 1989 op het Arbitragehof maakt geen onderscheid ten aanzien van de aan het Hof toegewezen bevoegdheid naargelang een zaak bij het Hof door een beroep tot vernietiging dan wel door een prejudiciële vraag is aangebracht; artikel 26 van voornoemde bijzondere wet sluit geenszins wetten, decreten of ordonnanties uit waardoor een verdrag instemming verkrijgt; op zichzelf geldt een prejudiciële beslissing waarbij het Hof een schending va
...[+++]ststelt niet erga omnes, en doet zij evenmin de rechtsregel die er het onderwerp van is, uit de Belgische rechtsorde verdwijnen; de grondwetgever, die verbiedt dat de wetgever interne wettelijke normen aanneemt die in strijd zijn met de in artikel 142 van de Grondwet bedoelde normen, kan niet geacht worden de wetgever toe te staan dat onrechtstreeks te doen, via de instemming met een internationaal verdrag; geen enkele norm van het internationaal recht verleent de staten de bevoegdheid om verdragen te sluiten die in strijd zijn met hun Grondwet (24).