2. Lorsque la présence accidentelle d'organismes nuisibles visés au paragraphe 1est détectée ou soupçonnée, le responsable de la station de quarantaine ou de la structure de confinement prend les dispositions qui s'imposent sur la base du plan d'urgence visé à l'article 61, paragraphe 1, point e).
2. Wanneer de onbedoelde aanwezigheid van een in lid 1 bedoeld plaagorganisme wordt vastgesteld of vermoed, neemt de voor het betrokken quarantainestation of de betrokken gesloten faciliteit verantwoordelijke persoon passende maatregelen op basis van het in artikel 61, lid 1, onder e), bedoelde noodplan.