En ce qu'ils seraient interprétés comme établissant une présomption d'extrême urgence, dispensant l'autorité expropriante de l'obligation de constater que la prise de possession immédiate du bien est indispensable pour cause d'utilité publique et empêchant le juge de paix de vérifier la légalité de cette constatation, les articles 181 et 182 du C. W.A.T.U.P. ne seraient pas conformes aux règles répartitrices de compétences et plus particulièrement à l'article 16 de la Constitution et à l'article 79, § 1, de la loi spéciale du 8 août 1980.
In zoverre de artikelen 181 en 182 van het W.W.R.O.S.P. in die zin zouden worden geïnterpreteerd dat zij een vermoeden van hoogdringende omstandigheden invoeren, waardoor de onteigenende overheid wordt vrijgesteld van de verplichting tot vaststelling dat de onmiddellijke inbezitneming van het goed onontbeerlijk is ten algemenen nutte en de vrederechter zou worden belet de wettigheid van die vaststelling na te gaan, zouden zij niet in overeenstemming zijn met de bevoegdheidverdelende regels, en meer bepaald met artikel 16 van de Grondwet en artikel 79, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980.