La précision est alors inutile, puisqu'en combinant le libellé du titre II de la Constitution (« Des Belges et de leurs droits ») et l'article 191 de la Constitution, on peut d'ores et déjà conclure — et nul ne l'a jamais contesté — que l'enfant (belge ou étranger) est titulaire des droits et libertés consacrés par la Constitution.
In dat geval is die zinsnede overbodig, aangezien men uit de combinatie van het opschrift van titel II van de Grondwet, « De Belgen en hun rechten », en van artikel 191 van de Grondwet reeds kan besluiten — en niemand heeft dat ooit betwist — dat het kind (Belg of vreemdeling) de rechten en vrijheden geniet die opgenomen zijn in de Grondwet.