La portée des arrêts mentionnés en B.2.4 a pour conséquence que la différence de traitement relevée par le juge a quo n'existe plus, puisque, dans l'hypothèse d'un dépassement du délai raisonnable n'ayant pas pour effet que « l'administration de la preuve et le droit de défense de l'inculpé sont gravement et irréparablement affectés », ni les juridictions d'instruction ni les juridictions de jugement ne peuvent prononcer l'extinction ou l'irrecevabilité de l'action publique.
De strekking van de in B.2.4 vermelde arresten heeft als gevolg dat het door de verwijzende rechter opgeworpen verschil in behandeling niet meer bestaat, aangezien in de hypothese van een overschrijding van de redelijke termijn die niet als gevolg heeft dat « de bewijsvoering en het recht van verdediging van de verdachte ernstig en onherstelbaar zijn aangetast », de onderzoeksgerechten noch de vonnisgerechten vermogen het verval of de onontvankelijkheid van de strafvordering uit te spreken.