Aussi longtemps que dure l'administration provisoire, la personne à protéger a le droit de se faire assister par une personne de confiance visée au § 7 et aux articles 488bis, c), §§ 2 et 3, 488bis, d), et 488bis, f), §§ 1 et 5, qu'elle a désignée ou qui, à défaut et au besoin, a été désignée par le juge de paix.
De te beschermen persoon heeft het recht zich, voor de duur van het voorlopig bewind, te laten bijstaan door een door hemzelf of, als hij er zelf geen aanwijst en indien nodig, door de vrederechter aangewezen vertrouwenspersoon, zoals bedoeld in § 7, en in de artikelen 488bis, c), § 2 en § 3, 488bis, d), en 488bis, f), § 1 en § 5.