Il ressort en effet de la jurisprudence de la Cour d'arbitrage que de telles inégalités correctrices sont possibles lorsqu'une inégalité manifeste est constatée, que la disparition de cette inégalité est désignée comme un objectif à promouvoir, que les mesures sont de nature temporaire et sont destinées à disparaître dès que l'objectif visé par le législateur est atteint et, enfin, qu'elles ne restreignent pas inutilement les droits d'autrui (52).
Uit de rechtspraak van het Arbitragehof blijkt immers dat dergelijke corrigerende ongelijkheden mogelijk zijn wanneer er een kennelijke ongelijkheid bestaat, het verdwijnen van die ongelijkheid als een te bevorderen doelstelling wordt aangewezen, de maatregelen tijdelijk zijn en verdwijnen wanneer het door de wetgever beoogde doel eenmaal is bereikt, en tenslotte zij niet onnodig andermans rechten beperken (52).