Cette interprétation doit être préférée parce qu'elle résulte de la jurisprudence du Conseil d'Etat (arrêt du 31 mai 1994, assemblée générale), qu'elle a été retenue par le Conseil des ministres lors de l'adoption de l'arrêté royal du 22 novembre 1991 (cf. le rapport au Roi) et qu'elle est retenue par la doctrine, qui ne conteste pas la légalité de l'article 11, § 3, de l'arrêté royal du 26 septembre 1994.
Die interpretatie verdient de voorkeur, omdat zij voortvloeit uit de rechtspraak van de Raad van State (arrest van 31 mei 1994, algemene vergadering), omdat zij in aanmerking is genomen door de Ministerraad bij de aanneming van het koninklijk besluit van 22 november 1991 (cf. het verslag aan de Koning) en omdat zij in aanmerking is genomen door de rechtsleer, die de wettigheid van artikel 11, § 3, van het koninklijk besluit van 26 september 1994 niet betwist.