Aux articles 28 et 40 qui traitent des contre-indications générales qui doivent être envisagées avant toute libération anticipée, on a ajouté une contre-indication sur l'attitude du condamné à l'égard de la victime des infractions qui ont entraîné la condamnation.
Bij de artikelen 28 en 40 die de algemene tegenaanwijzingen behandelen die moeten worden overwogen voor iedere vervroegde vrijlating voegde men een tegenaanwijzing toe op de houding van de veroordeelde ten aanzien van het slachtoffer van de strafbare feiten die tot de veroordeling geleid hebben.