Art. 26. § 1. L'entreprise ou l'élève ou son représentant légal peuvent invoquer l'existence d'un motif justifiant la cessation de l'exécution du contrat, lorsque l'élève, respectivement l'entreprise manquent gravement à leurs obligations en matière d'exécution du contrat, s'il y a des circonstances entravant gravement le bon déroulement de la formation sur le lieu de travail ou si l'élève souhaite changer de formation.
Art. 26. § 1. De onderneming of de leerling of zijn wettelijke vertegenwoordiger kunnen het bestaan van een reden inroepen die de verbreking van de uitvoering van de overeenkomst wettigt, als de leerling, respectievelijk onderneming, ernstig tekortschiet in de verplichtingen met betrekking tot de uitvoering van de overeenkomst, als er omstandigheden zijn die het goede verloop van de opleiding op de werkplek ernstig belemmeren of als de leerling wil overschakelen naar een andere opleiding.